Lokale architectuurprijzen: experts versus het publiek

Twee steden reiken deze weken weer hun architectuurprijs uit: Hilversum en Amsterdam. Ze zijn bedoeld om het lokale ontwerp- en bouwklimaat te stimuleren en de inwoners meer te betrekken bij hun eigen leefomgeving. Andere steden en een enkele provincie doen het ook, met als gemeenschappelijke uitkomst dat vak- en publieksjury het zelden eens zijn over de winnaar.  

Genomineerd voor de Amsterdamse Architectuur Prijs 2015: hoofdkantoor G-Star RAW, foto OMA

Voor zover bekend is de oudste nog bestaande gemeentelijke architectuurprijs die van Eindhoven. De tweejaarlijkse prijs, in 1989 ingesteld door het college van B&W, moet architecten en opdrachtgevers stimuleren om gebouwen te ontwerpen die tot de verbeelding spreken. Naamgever van de prijs is de architect Dirk Roosenburg, die een groot stempel op de Lichtstad heeft gedrukt. Een minstens zo aansprekende naam is gekoppeld aan de wat jongere Hilversumse Architectuurprijs (sinds 2010), namelijk die van Willem Dudok. Zijn beeltenis en bekendste ontwerp (raadhuis Hilversum) staan afgebeeld op de plaquette die de winnaar op 15 april weer in ontvangst mag nemen. In 2013 ging de prijs naar een tot winkel en horecapaviljoen herbestemd rijksmonument van Dudok. Wat in de twee voorafgaande verkiezingen niet was gelukt, gebeurde nu wel: vak- én publieksjury kozen unaniem dezelfde winnaar.

Dat laatste is vrij uniek, zo blijkt uit de prijzendatabase van Dutch Heights. Is de verhouding in Hilversum 1:3 (1 gelijkluidende uitslag van vak- en publieksjury op 3 verkiezingen), in andere steden/provincies is dat beeld niet veel anders: Rotterdam (sinds 2010) 1:5; Utrecht (Rietveldprijs, vanaf 2001 met publieksprijs) 1:6; Groningen (Gebouwenenquête, vanaf 2006 publieksprijs) 2:8; Amstelveen (2013) 1:2; Provincie Friesland (Vredeman de Vries Prijs voor architectuur (2000) 2:8; Achterhoek (vanaf 2004 publieksprijs) 1:11. De Amsterdamse Architectuur Prijs (2008) geeft de inwoners dit jaar voor het eerst een eigen stem, op 20 mei zal bekend zijn hoe dat heeft uitgepakt.

Het verschil in waardering tussen experts en publiek is natuurlijk niet alleen voorbehouden aan architectuurprijzen. Er zijn ongetwijfeld goede verklaringen voor (‘geschoolde ogen kijken anders’), maar deze worden in de juryrapporten - voor zover beschikbaar - zelden opgemerkt, laat staan becommentarieerd. Even opmerkelijk is dat veel gemeenten hun prijzen zonder opgave van reden ook zomaar weer stopzetten. Onder andere Apeldoorn, Breda, Ede, Haarlemmermeer, Lelystad en Zwolle zijn er na enkele keren alweer mee gekapt, van andere steden als Almere en Amersfoort is het onduidelijk of en wanneer er een nieuwe ronde komt. Illustratief voor deze gang van zaken is de stad Leeuwarden die in 2010 met de nodige bombarie een nieuwe tweejaarlijkse architectuur- en duurzaamheidsprijs lanceerde. De Gouden Oldehove is slechts één keer uitgereikt. Het teleurstellende aantal van 194 uitgebrachte publieksstemmen (op meer dan 100.000 inwoners) zal hierbij een rol hebben gespeeld. Ter vergelijking: aan de Grote Groninger Gebouwenenquête 2014 namen zo’n 7000 inwoners deel, aan de Architectuurprijs Amstelveen 2013 op de kop af 1582.

Of regionale en lokale architectuurprijzen inderdaad stimulerend werken voor architecten, bouwers en inwoners, het verdient nader onderzoek. Al is het alleen maar om gemeente-bestuurders of anderen die een architectuurprijs overwegen, van dienst te zijn. Wat zeker niet helpt is de vaak gebrekkige communicatie. Zelfs als er een website is opgezet, ontbreekt dikwijls de historische context (eerdere winnaars, juryrapporten e.d.) of andere relevante en bijgewerkte achtergrondinformatie. Allemaal gemiste kansen voor wie de architectuur in zijn eigen stad of streek zegt serieus te nemen.

Op dutchheights.nl is een eerste poging gedaan om de bestaande regionale en lokale architectuurprijzen in kaart te brengen, zie hier. Aanvullingen zijn welkom.

Deel deze pagina